Logo
Vorst en dooi


Overdenking voor 16 januari | Door Charles Spurgeon

Vorst en dooi

Hij geeft sneeuw als wol, Hij strooit rijp uit als as. Hij werpt Zijn ijs als stukken; wie is bestand tegen Zijn koude? Hij zendt Zijn woord en doet dat alles smelten, Hij doet Zijn wind waaien, de wateren stromen. (Psalm 147:16—18).

Lees verder Psalm 19:1—6.

Een man neemt een hand wol en strooit het uit, zo makkelijk geeft God de sneeuw. “Hij geeft sneeuw als wol.” Een man staat op een ashoop, hij neemt een handvol en gooit het in de lucht zodat het vervolgens op de grond valt. “Hij strooit rijp uit als as” — zo makkelijk. Er liggen buitengewone natuurwonderen in ijs en sneeuw. Zij die naar de kristallen hebben gekeken en hun prachtige schoonheid hebben onderzocht, moeten verbaasd zijn geweest over de onnavolgbare vaardigheid die ze weergeven.

“Hij werpt Zijn ijs als stukken” — zo makkelijk als wij broodkruimels uit het raam werpen voor de roodborstjes in de winter. Als de rivieren hard bevroren zijn en de aarde in ijzeren kettingen gehouden word, hoe smelt het dan allemaal weer? Niet door ontelbare vuren te maken, ook niet door enorme stroomstoten van grote batterijen door het binnenste van de aarde te sturen — nee, “Hij zendt Zijn woord en doet dat alles smelten, Hij doet Zijn wind waaien en de wateren stromen.” Het gebeurt allemaal door een woord en een adem. Zie je hoe makkelijk God in de natuur doet wat Hij wil!

Als jij en ik iets groots willen doen, wat komt er dan een puffen, hijgen, overbelasting en zwoegen bij kijken. Zelfs iemand die grote dingen doet met machines, moet veel lawaai en drukte maken. De Almachtige hoeft dat niet. Hier draait onze wereld rond, elke dag in vierentwintig uur, en toch maakt de aarde niet eens zo veel lawaai als een bromtol. Als ik een fabriek binnenkom hoor ik een oorverdovend kabaal, maar Gods grote rad draait zonder geluid of wrijving. Al het Goddelijke werk is eenvoudig, makkelijk en schitterend geregeld.

Ter overdenking: God hoeft niet veel lawaai te maken om tot ons te spreken (1 Koningen 19:11—12); maar soms maken wij te veel lawaai om Hem te horen, dan moeten we stil zijn (Psalm 46:11).

Preek nr. 670
16 januari (gepreekt op 14 januari 1866)

__