Verklaring van de genadeleer (Deel 3)
____
Overdenking voor 25 april | Door Charles Spurgeon
Echter, wij zijn allen als een onreine, al onze rechtvaardige daden zijn als een bezoedeld kleed. (Jesaja 64:6)
Lees verder Romeinen 11:25—26.
Is het je nooit opgevallen dat het onderwijs wat het Calvinisme wordt genoemd zoveel te zeggen heeft over God? Het begint en eindigt met God. Dit onderwijs blijft altijd bij God. Hij begint, Hij zet het door en Hij volmaakt het. Het is voor Zijn heerlijkheid en Zijn eer. De Vader, de Zoon en de Geest werken samen om het hele Evangelie uit te voeren.
Ja, misschien hebben wij ook een gebrek in onze theologie, misschien vergeten wij de mens iets te vaak. Maar ik denk dat dat maar een klein gebrek is vergeleken met het gebrek van de tegenovergestelde theologie, die begint met de mens en eindigt met de mens.
De mens is een schepsel; hoe moet God met hem omgaan? Dat is de vraag die sommige theologen proberen te beantwoorden. Wij stellen de vraag anders — God is de Schepper, Hij heeft het recht te doen wat Hij wil. Hij is soeverein. Er staat geen wet boven Hem. Hij heeft het recht om te maken en om ongedaan te maken. En wanneer iemand gezondigd heeft, heeft Hij het recht te verlossen of te vernietigen.
Als Hij kan redden zonder afbreuk te doen aan Zijn gerechtigheid, dan zal de hemel weerklinken met gezang. Als Hij kan vernietigen zonder afbreuk te doen aan Zijn goedheid, zal zelfs de hel met haar diepe bas van ellende de machtige golven van heerlijke lof aanzwellen.
We houden vast dat God de meest vooraanstaande plaats moet hebben in ons onderwijs. Dit nemen we als maatstaf om de dienaren te testen. Als zij God verheerlijken en de zondaar in het stof doen zinken, is alles goed. Maar als ze Gods recht verminderen, als Hij minder soeverein wordt, minder rechtvaardig of minder liefdevol dan de Schrift Hem openbaart, en als de mens opgeblazen wordt met het gekke idee dat hij iets beter is dan een onreine, dan is die theologie volkomen slecht.
De verlossing is van de Heere, de Heere alleen moet verheerlijkt worden.
Ter overdenking: We moeten roemen in de Heere en Zijn naam loven (Psalm 34:2—3). Verheft jou theologie God in elk opzicht en vernederd het jezelf, of doet het op een of andere manier het tegenovergestelde? We moeten altijd roemen in Hem, nooit in onszelf (1 Korinthe 1:29, 31; 2 Korinthe 10:17).
Deel van nos. 385—8
25 april (Gesproken op 11 april 1861)
__