Logo
Te Mooi om Waar te Zijn


Overdenking voor 12 december | Door Charles Spurgeon

Te Mooi om Waar te Zijn

En toen zij het van blijdschap nog niet geloofden, en zich verwonderden, zei Hij tegen hen: Hebt u hier iets te eten? (Lukas 24:41)

Lees verder 2 Korinthe 4:1—6.

Als je morgen een zware regenbui ziet, geloof je vast niet dat die ontstaan was door een gieter. En als je de Theems bijna zag overstromen door een grote vloed, zou je niet geloven dat de Londense waterwerken haar tot de rand toe gevuld had. “Nee,” zeg je, “dat is God aan het werk in de natuur. De grootte van het werk bewijst dat God hier is.” Als je ooit in Cambridge bent geweest, heb je vast ook die kleine berg gezien, die berg is zo klein dat niemand weet hoe die is ontstaan. Sommigen zeggen kunstmatig, anderen zeggen natuurlijk.

Ik heb nog nooit gehoord dat iemand twijfelde over het ontstaan van de Alpen. Niemand heeft ooit gezegd dat die kunstmatig zijn ontstaan. Nooit heb ik gehoord dat iemand twijfel de over het ontstaan van de Himalayas. Nooit heeft iemand het vermoeden gehad dat ze door mensenhanden opgestapeld tot de hemel en bekleed waren door grijze sneeuw. 

Als ik dus lees van de genade van God in Christus, uitgestrekt als de bergen tot de hemel, dan ben ik er zeker van dat het Goddelijk moet zijn. Ik ben er zeker van dat die openbaring van God moet komen, het moet waar zijn, het bewijst zichzelf. Ik kan dit argument uitbouwen door te laten zien dat Gods werken in de schepping heel erg groot zijn en het zou daarom nutteloos zijn om te denken dat er in de genade geen grote werken zouden zijn.

Twee werken die door dezelfde kunstenaar zijn gemaakt hebben altijd bepaalde eigenschappen die er voor zorgen dat je dezelfde kunstenaar er in kunt zien. Op dezelfde manier is er voor ons één God, de schepping en de verlossing hebben dezelfde Auteur. Dezelfde eeuwige kracht en Goddelijkheid zijn duidelijk leesbaar in beide werken gegraveerd.

Als ik naar de zee kijk en haar brullen in haar volheid hoor, zie ik daar een grote Kunstenaar. En als mijn ziel de oceaan van genade overziet en luistert naar de weerklank van haar beweging, als het geluid van een waterval, dan zie ik daar dezelfde Almachtige Kunstenaar. Als ik een grote zondaar zie die verlost is, dan denk ik dat ik daarin dezelfde Meesterhand zie die eerst de mens gevormd heeft.

Ter overdenking: De wonderlijke werken van de enige ware God (Jesaja 44:6—8), zowel in de schepping (Jesaja 45:5—7), als in verlossing (Jesaja 43:10—11; 45:21—22) zijn volkomen duidelijk. Heb je zowel de eerste als de tweede ervaren?

Preek nr. 425
12 december (Gepreekt op 15 december 1861)

__