Overdenking voor 9 april | Door Charles Spurgeon
Satan en de heiligen
De HEERE zei tegen de satan: Hebt u ook acht geslagen op Mijn dienaar Job? (Job 1:8)
Lees verder Lukas 22:31—34.
Het valt me op dat Satan een ziel eerder zou kwellen en onteren dan dat hij zijn tijd zou verspillen aan het verwoesten van die ziel als hij er zeker van zou zijn dat die door God gekozen was. Maar het is waarschijnlijker dat hij net als wij niet weten wie God uitgekozen heeft, want hij kan net als ons alleen een uiterlijk oordeel vellen. Hij heeft wel meer ervaring en hij is in staat de mensen te zien als ze alleen zijn, dat kunnen wij niet. Aan zijn vruchten kent hij ze, en wij kennen ze op dezelfde manier.
Toch vergissen wij ons vaak in ons oordeel, zo kan hij zich ook vergissen. Daarom lijkt het alsof hij besloten heeft dat hij ze allemaal probeert te verwoesten, zonder te weten wanneer hij zal slagen. Hij gaat rond op zoek naar iemand die hij kan verslinden en hij weet niet wanneer het hem toegelaten wordt iemand te verslinden. Hij valt alle kinderen van God met kracht aan. Iemand vraagt, “hoe kan één duivel dat doen?” Hij doet dat niet alleen.
Ik weet niet of er hier mensen zijn die direct door Satan zelf zijn verleidt. Het kan zijn dat we niet belangrijk genoeg zijn voor zijn aandacht maar hij heeft een heel leger aan ondergeschikte geesten onder zijn heerschappij en bestuur. Zoals de hoofdman zei, zo zal Satan het ook gezegd hebben: “ik zeg tegen de ene geest: Ga! en hij gaat; en tegen de ander: Kom! en hij komt; en tegen mijn slaaf: Doe dat! en hij doet het.” Zo zullen alle dienaren van God min of meer, direct of indirect aangevallen worden door de grote vijand van de zielen. Hij zal proberen ze te verwoesten en als het mogelijk was zou hij de uitverkorenen proberen te verleiden.
Ter overdenking: Judas Iskariot werd door Jezus omschreven als een duivel (Johannes 6:70—71), hij was de enige apostel die Satan kon verslinden (Lukas 22:3). Dat weerhield hem er niet van te proberen de andere elf apostelen te grijpen (Lukas 22:31). De Verlosser bad voor hen die de Vader aan Zijn Zoon had toevertrouwd (Johannes 17:12). Hij bad voor hun bescherming van Satan (Johannes 17:15).
Preek nr. 623
9 april 1865
__