Overdenking voor 5 januari | Door John Piper | Desiring God
Onze tandeloze vijand
En Hij heeft u, toen u dood was in de overtredingen en het onbesneden zijn van uw vlees, samen met Hem levend gemaakt door u al uw overtredingen te vergeven, en het handschrift dat tegen ons getuigde, uit te wissen. Dit handschrift was met zijn bepalingen tegen ons gericht, en Hij heeft dat uit het midden weggenomen door het aan het kruis te nagelen. Hij heeft de overheden en de machten ontwapend, die openlijk te schande gemaakt en daardoor over hen getriomfeerd. (Kolossenzen 2:13—15)
De reden dat vereniging met Christus een groot verschil maakt voor de gelovige is omdat Christus de beslissende overwinning behaalde op de duivel op Golgotha. Hij heeft Satan niet uit deze wereld verwijderd, maar hij heeft hem tot zo ver ontwapend dat het wapen van verdoemenis hem uit handen is genomen.
Hij kan gelovigen niet beschuldigen van niet vergeven zonden. En daarom kan hij ze niet meer in het uiterste verderf storten. Hij kan ze fysiek en emotioneel pijn doen en hij kan ze zelfs doden. Hij kan ze verleiden en anderen tegen hen opzetten. Maar hij kan ze niet vernietigen.
De beslissende overwinning van Kolossenzen 2:13—15 is te danken aan het handschrift met zijn bepalingen tegen ons gericht, wat aan het kruis genageld is. De duivel maakte dat handschrift zijn voornaamste aanklacht tegen ons. Nu heeft hij geen beschuldigingen meer. Hij is hulpeloos om datgene te doen wat hij het liefst wil — ons verdoemen. Hij kan het niet. Christus droeg onze verdoemenis. De duivel is ontwapend.
In Hebreeen 2:14—15 wordt dit op een ander manier gezegd: “[Christus werd mens] om door de dood hem die de macht over de dood had – dat is de duivel – teniet te doen, en allen te verlossen die door angst voor de dood gedurende heel hun leven aan slavernij onderworpen waren.”
De dood is nog steeds onze vijand. Maar ze is onschadelijk. De angel is verdwenen. De angel van de dood was zonde. En de verdoemende kracht van zonde lag in de vraag van de wet. Maar God zij dank Die de vraag van de wet vervulde. (1 Korinthe 15:56—57)
__