Logo
Onwetendheid garandeert goddeloosheid


Overdenking voor 23 maart | Door John Piper | Desiring God

Onwetendheid garandeert goddeloosheid

Zijn Goddelijke kracht heeft ons alles geschonken wat tot het leven en de godsvrucht behoort, door de kennis van Hem Die ons geroepen heeft tot Zijn heerlijkheid en Zijn deugd. (2 Petrus 1:3, EV)

Ik ben verbaasd over de kracht die de Bijbel aan kennis geeft.

Kijk naar 2 Petrus 1:3: “Zijn Goddelijke kracht heeft ons alles geschonken wat tot het leven en de godsvrucht behoort, door de kennis van Hem Die ons geroepen heeft door Zijn heerlijkheid en Zijn deugd.”

Alle kracht die er van God beschikbaar is om te leven en godsvruchtig te zijn, komt door kennis! Geweldig! Wat zouden we de leer en het onderwijs uit de Schriften meer moeten waarderen! Het leven en de godsvrucht staan op het spel.

Niet dat kennen godsvrucht garandeert. Dat doet het niet. Maar het lijkt er op dat onwetendheid goddeloosheid garandeert. Want Petrus zegt dat de goddelijke kracht die tot godsvrucht leidt gegeven wordt door de kennis van God.

Hier zijn drie implicaties, een waarschuwing en een belofte.

1. Lees! Lees! Lees! Maar pas op dat je de tijd niet verspilt met theologisch schuim en sop. Lees rijke leerstellige boeken over “Hem Die ons geroepen heeft tot Zijn heerlijkheid en Zijn deugd.”

2. Overdenk! Overdenk! Rem af. Neem de tijd om na te denken over de Bijbel. Stel vragen. Schrijf een dagboek. Laat jezelf nederig verontrust worden door raadselachtige dingen. De diepste inzichten komen van het proberen de verenigende wortel van twee schijnbare tegengestelde takken te zien.

3. Bespreek. Bespreek. Maak deel uit van een kleine groep die hartstochtelijk geeft om de waarheid. Niet een groep die gewoon graag praat en het alleen over problemen heeft. Maar een groep die gelooft dat er Bijbelse antwoorden zijn op Bijbelse problemen.

Waarschuwing: “Mijn volk is uitgeroeid, omdat het zonder kennis is” (Hosea 4:6). “Zij hebben ijver voor God, maar niet met het juiste inzicht” (Romeinen 10:2).

Belofte: “En zij zullen beslist niet ieder zijn naaste en ieder zijn broeder onderwijzen en zeggen: Ken de Heere. Want zij allen zullen Mij kennen, van klein tot groot onder hen. Want Ik zal wat hun ongerechtigheden betreft genadig zijn en aan hun zonden en hun wetteloos gedrag beslist niet meer denken” (Hebreeën 8:11—12).

__