Kom mijn ongeloof te hulp
____
Overdenking voor 12 juni | Door John Piper | Desiring God
Want door de genade die mij gegeven is, zeg ik ieder onder u niet hoger te denken dan hij moet denken, maar laat hij denken in bescheidenheid, naar de mate van geloof zoals God die aan ieder heeft toebedeeld. (Romeinen 12:3)
In de context van dit vers is Paulus bezorgd dat de mensen hoger van zichzelf dachten dan ze zouden moeten denken. Zijn laatste middel tegen deze trots is te zeggen dat niet alleen de geestelijke gaven het werk van Gods vrije genade zijn in ons leven, maar ook het geloof waarmee we deze gaven gebruiken.
Dat betekend dat elke mogelijke grond van roem is weggenomen. Hoe kunnen we roemen als de bevoegdheid om deze gaven te gebruiken ook een gave is?
Deze waarheid heeft een grote invloed op hoe we bidden. Jezus geeft een voorbeeld in Lukas 22:31-32. Voordat Petrus Hem drie keer verloochend zegt Jezus: “Simon, Simon, zie, de satan heeft u allen opgeëist om te ziften als de tarwe. Maar Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet ophoudt. En u, als u eens tot inkeer gekomen bent, versterk dan uw broeders.”
Jezus bidt dat het geloof van Petrus zelfs door de zonde niet ophoudt, Hij weet dat God degene is die het geloof geeft. Dus op deze manier moeten we voor onszelf en voor anderen bidden.
Zo riep ook de man met de epileptische jongen: “Ik geloof, Heere! Kom mijn ongeloof te hulp” (Markus 9:24). Dit is een goed gebed. Het erkent dat we zonder God niet kunnen geloven zoals we horen te geloven.
Laten we dagelijks bidden: “O Heere, dank U voor mijn geloof. Behoud het. Versterk het. Verdiep het. Laat het niet verzwakken. Maak het de kracht van mijn leven, zodat U als de grote Gever in alles wat ik doe de eer krijgt. Amen.”
__