Overdenking voor 8 april | Door Charles Spurgeon
Hoop
Zij zeggen echter: Daar is geen hoop op, wij volgen immers onze eigen plannen. We doen ieder overeenkomstig zijn verharde, boosaardige hart. (Jeremia 18:12)
Lees verder Job 8:11—9:2.
De meeste mensen moeten ergens een geheime valse hoop hebben, want kijk eens hoe ze bezig zijn. Zeker deze mensen moeten ergens een denkbeeldige hoop hebben, anders zouden ze niet doen wat ze doen. We zien veel mensen die zich druk maken over wie ze zijn, ze maken zichzelf mooi terwijl hun ziel verwoest is. Ze zijn als iemand die de voordeur schildert terwijl het huis in brand staat. Ze moeten zeker ergens een ongegronde hoop hebben die hun zo ongevoelig maakt.
We zien mensen die niet bang worden en beven terwijl ze wel geloven in de Bijbel die hen verteld dat God elke dag woedend op hen is. Zeker, de stilte in hun hart moet voortkomen uit een geheime hoop die in hun geest schuilt. Het touw van de genade is de zondaar toegeworpen maar hij wil het niet vastgrijpen. Hij kan niet zo dwaas zijn dat hij graag verloren gaat, hij moet ergens op hopen, anders zou hij zich niet zo inspannen.
Het is de hoop op zichzelf die de mens verwoest en vernietigd. Totdat je volledig los bent van het hopen op jezelf is er geen hoop dat het Evangelie ooit kracht voor je zal doen. Maar wanneer je je handen uitstrekt als een iemand die verdrinkt en voelt dat je alles hebt verloren als er niemand tussenbeide komt die sterker is, dan is er hoop voor je. Als we je maar konden laten zeggen, “Eén ding weet ik, ik kan mijzelf niet redden. Eén ding voel ik, ik heb iemand nodig die sterker is dan mij om mij te redden.” Als je dat kunt zeggen zullen we ons over je verheugen. En ik hoop dat God dan zal geven dat die vreugde niet tevergeefs is.
Ter overdenking: Christenen denken vaak dat God hen verlaten heeft (Psalm 10:1), maar Hij zal hen niet teleurstellen (Psalm 10:14,17). Over ongelovigen moeten we ons zorgen maken, hoewel ze God negeren, misleiden ze zichzelf dat alles goed is (Psalm 10:4,6,11,13).
Preek nr. 684
8 april 1866
__