Het stenen hart weggenomen
____
Overdenking voor 27 mei | Door Charles Spurgeon
Ik zal het hart van steen uit uw lichaam wegnemen en u een hart van vlees geven. (Ezechiël 36:26)
Lees verder Spreuken 30:7—9.
Mensen die hun stenen hart kwijtgeraakt zijn, zijn bang voor de zonde. Zelfs voor de zonde zijn ze er bang voor. Alleen de schaduw van het kwaad wat op hun pad valt beangstigd hen. Alleen voor de verleiding vluchten ze al als voor een slang. Ze willen er niet mee spelen of er hun moeite in steken, anders zouden ze verraden worden. Hun geweten zelfs bij de het naderen van het kwaad al verontrust, dan vluchten ze weg.
En in zonde, want zelfs de meest zachte harten zondigen, voelen ze zich ongemakkelijk. Als een zacht geweten vrede vindt in de zonde is dat voor hem als rusten op een kussen vol doornen. En dan na de zonde komt de steek. Het vlezen hart bloed alsof het verwond is tot in de kern. Het haat, walgt en verafschuwd zichzelf dat het ooit is afgedwaald.
Oh stenen hart, je kunt met plezier aan de zonde denken, je kunt in zonde leven zonder daarom te geven en na de zonde bewaar je de zoetigheid onder je tong en zegt, “Wie heeft over mij iets te zeggen? Wat geef ik erom, mijn geweten beschuldigd mij niet.”
Dat zegt het zachte gebroken hart niet. Voor de zonde, in de zonde en na de zonde schreeuwt het in pijn tot God. In dienst als in zonde is het nieuwe hart zacht. Harde harten geven niet om Gods gebod. Vlezen harten willen gehoorzaam zijn aan elk gebod. “Laat me alleen de wil van mijn Meester weten en ik zal die doen.”
Het vlezen hart treurt en klaagt voor God als het voelt dat het een gebod niet nagekomen of gebroken heeft. Oh, er zijn veel vlezen harten die zichzelf niet kunnen vergeven. Ze kunnen het zichzelf niet vergeven als ze te weinig gebeden hebben, niet van de rustdag hebben genoten en als ze voelen dat ze hun hart niet genoeg gegeven hebben voor Gods eer.
Ter overdenking: Het zachte hart voor de zonde (Genesis 39:7–12), in de zonde (Romans 7:14–25) en na de zonde (Psalm 51:1–5) zal door God niet veracht worden als het gebroken en verbrijzeld is (Psalm 51:17). Hebben jullie, lieve vrienden, zo’n vlezen hart?
Preek nr. 456
27 mei (gepreekt op 25 mei 1862)
__