Logo
Geloof en bekering


Geloof en bekering
____

Overdenking voor 13 juli | Door Charles Spurgeon
 

Bekeer u en geloof het Evangelie. (Markus 1:15)

Lees verder Hebreeën 12:1—4.

“Bekeer u en geloof het Evangelie,” dit is het advies voor zowel de jonge als de oude grijze Christen want dit moeten we heel ons leven doen. St. Anselm, meer dan een zogenaamde heiige, riep eens uit, “Oh! Wat ben ik een zondaar geweest, ik zal de rest van mijn leven berouw hebben!” 

En Rowland Hill, die we volgens mij St. Rowland mogen noemen, zei vlak voor zijn sterven dat hij van maar één ding spijt had, dat hij zijn vriend waarmee hij zestig jaar had samengeleefd bij de hemelpoort moest achterlaten. “Deze lieve vriend,” zei hij, “is berouw en bekering, hij was heel mijn leven bij mij.” “Ik denk dat ik voor hem een traan zal laten,” zei de goede oude man, “als ik door de hemelpoort ga en erover nadenk dat ik mij nooit meer kan bekeren.”

Bekering is de dagelijkse plicht van iedereen die in Christus gelooft. En als we door het geloof vanaf het poortje naar de hemelse stad lopen, moet bekering ons heel de weg vergezellen. Lieve vrienden, de Christen bekeerd zich nadat hij gered is meer dan voorheen. Nu bekeerd hij zich niet alleen van openlijke daden maar ook van zijn verbeelding.

Hij zal zichzelf ’s nachts ter verantwoording roepen en berispen omdat hij één verkeerde gedachte toegelaten had, omdat hij naar leegheid gekeken had hoewel zijn hart niet verder gegaan was dan een blik van lust, omdat de kwade gedachte door zijn hoofd was geflitst. Hiervoor zal hij zichzelf kwellen voor God. Eén verkeerde verbeelding zou zo’n plaag en steek voor hem zijn dat Hij geen rust en vrede zou hebben als hij het Evangelie niet zou blijven geloven.

Ter overdenking: We hebben de neiging bekering te beschouwen als een stap om het Christelijke leven te beginnen en lid te worden van Christus’ kerk. Maar Hij riep zelf gevestigde Christelijke kerken en individuen op tot bekering (Openbaring 2:5,16,21–22; 3:3,19). Bekering is niet klaar als je veranderd bent, dan begint het pas.

Preek nr. 460
13 juli 1862

______________________________