Een verdeelde gemeente
____
Overdenking voor 19 mei | Door Charles Spurgeon
Het huis van God, dat is de gemeente van de levende God, zuil en fundament van de waarheid. (1 Timotheüs 3:15)
Lees verder 1 Korinthe 5:9—6:11.
Ik herinner me een lachwekkend voorval in een gemeente waar grote ruzies waren. De predikant, de diakenen en de gemeente waren het niet met elkaar eens en stonden op punt elkaar aan te vallen. Uiteindelijk werd er beslist dat er een oplossing moest komen. Iedereen vond het goed dat een goede Christelijke boer die in de buurt woonde het oordeel zou vellen. Hij moest de zaak horen en een antwoord schrijven wat op de volgende vergadering voorgelezen zou worden.
Onze vriend, de boer, schreef de brief op hetzelfde moment dat hij ook de knecht advies gaf over de boerderij. En per ongeluk, of eerder door de gezegende voorzienigheid zoals God het wilde hebben, deed hij de brieven in de verkeerde enveloppen. Zo ging de brief voor de kerk naar de knecht en de brief die bedoeld was voor de kerk ging naar de knecht.
Op de vergadering, toen ze allemaal verzameld waren, werd deze brief aan de gemeente voorgelezen. “Lieve vriend, let op de omheining, houd die zo goed mogelijk overeind en kijk extra uit voor de oude zwarte stier.”
Dat was een bijzondere brief voor de gemeente. Het was per ongeluk naar hen verzonden, maar de predikant die dacht dat dit het advies was, zei dat hij het niet kon begrijpen. Een broeder stond op en zei dat het duidelijk genoeg was, ze moesten oppassen wie ze toe zouden laten tot de gemeente. Ze moesten de omheining overeind houden en er voor zorgen dat er geen gaten waren. “En,” zei hij, “die oude zwarte stier is zonder twijfel de geest van Satan die binnen wil komen om ons te verontrusten en te verdelen.”
Zo legden ze hun verschillen bij, repareerden de omheining en keken ze extra uit voor de “oude zwarte stier.” Dat zou elke gemeente moeten doen.
Ter overdenking: Een gemeente met veel verdeeldheid (1 Korinthe 1:10–12; 3:3–4; 6:1,6–8; 11:18–19) is een gemeente die de manieren van Satan niet kent en dringend behoefte heeft aan het juiste onderwijs over hem en zijn volgelingen (1 Korinthe 7:5; 10:20–21; 2 Korinthe 2:11; 11:3–4,14–15).
Preek nr. 393
19 mei 1861
__