Een onbeweeglijk fundament
____
Overdenking voor 14 mei | Door Charles Spurgeon
Voorzeker, de fundamenten worden omvergehaald! Wat kan de rechtvaardige dan doen? (Psalm 11:3)
Lees verder Psalm 46:1—11.
Er is iets wat de rechtvaardige kan doen als alle fundamenten verwijderd zijn, hij kan vertrouwen op God dat het uiteindelijk goed zal zijn. De wereldling zegt, “het zal over honderd jaar nog steeds hetzelfde zijn.” De Christen zegt, “Ik hoef zo ver niet te kijken, het is nu goed.” Maar de wind waait! “Het is goed.” Maar de golven slaan! “Het is goed.” Maar de zeilen worden gereefd! “Het is goed.” Maar het schip heeft de wind mee! “Het is goed.” Maar voor ons zijn de rotsen! “Het is allemaal goed!”
Waarom? Omdat Degene aan het roer er alles van weet. Hij schiep zowel de wind als de golven. Hij weet hoe Hij met de storm om moet gaan. Ik zie niet dat het goed gaat maar ik weet dat het goed gaat, ik “wandel door het geloof, niet door aanschouwing” (2 Korinthe 5:7). Als de fundamenten verwijderd worden, kun je het geloof in hemelse beoefening brengen en zelfs tegen de wind in zeilen.
De nacht kan donker en somber zijn maar de heldere morgen komt. Vrolijk zal de hemelse muziek de oren groeten als het nieuwe morgenlicht de vluchtende duisternis overwint. Dan verspreidt ze zichzelf tot ze met al haar pracht alle dingen overspoelt die zelfs in de duisternis samenwerkten voor het welzijn van Gods volk.
Ja, de ruwe winden in maart en de sombere regenbuien in april vervulden allemaal hun taak en nu kunnen we het zien en ons over het resultaat verheugen. We zullen zingen met Paulus en Silas in de gevangenis want alles is nu goed zoals het hierna goed zal zijn in de hemel. Het is alleen in mate en besef dat onze aardse vreugde verschilt van de hemelse vreugde voor de ware gelovige.
Ter overdenking: Zelfs in de donkerste uren is de Christen al een erfgenaam van de verborgen schat die veilig voor hem bewaart wordt in de hemel (Mattheüs 6:20; Efeze 1:18; 1 Timotheüs 6:19; 1 Petrus 1:4). Zul jij die schat ook erven?
Preek nr. 691
14 mei (gepreekt op 13 mei 1866)
__