Logo
Een eeuwig aandenken


Een eeuwig aandenken
____

Overdenking voor 31 mei | Door Charles Spurgeon
 

Zie, Ik heb u in beide handpalmen gegraveerd. (Jesaja 49:16)

Lees verder Deuteronomium 33:1—5.

We hebben gehoord van een oosterse koningin die haar man zo liefhad dat een praalgraf om hem te herdenken niet genoeg was. Ze had een vreemde manier om haar genegenheid te laten blijken, toen de botten van haar man verbrand waren, nam ze de as en dronk dat elke dag. Zo werd haar lichaam, zoals ze zij, het levende graf van haar man. Het was een vreemde manier om haar liefde te tonen.

Maar wat zullen we zeggen van deze goddelijke, hemelse, onberispelijke en sympathieke manier van herinnering door in de handpalmen te snijden? Woorden schieten te kort om onze intense tevredenheid te uiten met dit meest bewonderenswaardige teken van tederheid en innige genegenheid. 

Het komt op mij over alsof de Koning gezegd heeft, “Graveer Ik Mijn volk in edelstenen? Kies Ik robijnen, smaragd of topaas? Nee, want deze zullen wegsmelten in de laatste vuurzee. Wat dan? Zal Ik ze op tafels schrijven van goud of zilver? Nee, want ze zullen verteren en bederven, de dieven zullen inbreken en ze stelen. Kerf Ik het gedenkteken diep in koper? Nee, want de tijd zal het verslijten en dan zouden de letters niet meer leesbaar zijn. Ik schrijf ze op Mijzelf, op Mijn eigen handen. Dan zal Mijn volk weten hoe teder Ik ben. Dat Ik nog eerder in Mijzelf zal snijden dan dat Ik ze zal vergeten. Ik brandmerk de handen van Mijn Zoon met de namen van Zijn volk, zodat ze er zeker van zijn dat Hij ze niet zal verlaten. De gedachte aan Zijn wonden zal de gedachte zijn aan Zijn liefde voor hen. Ja, Zijn wonden zijn een eeuwig aandenken.”

Hoe liefdevol, hoe hoogst voortreffelijk en bijzonder uitnemend is dan deze genegenheid van God voor jou door onze namen zo te herdenken.

Ter overdenking: Toen de hogepriester in het Oude Testament namens het volk voor de Heere verscheen, droeg hij op zijn kleding de namen van de twaalf stammen van Israël (Exodus 28:9–12,29) en de schuld van het volk (Exodus 28:36–38). Onze grote Hogepriester heeft in Zijn lichaam de zonde van Zijn volk gedragen (Jesaja 53:4–6; 1 Petrus 2:24), Hij kent elke gelovige bij naam (Johannes 10:3) en verschijnt namens hen voor God (Hebreeën 7:25; 9:24). Ben jij door Hem vertegenwoordigd?

Preek nr. 512
31 mei 1863

__