Logo
De Twee Komsten van Christus


Overdenking voor 22 december | Door Charles Spurgeon

De Twee Komsten van Christus

En zoals het voor de mensen beschikt is dat zij eenmaal moeten sterven en dat daarna het oordeel volgt, zo zal ook Christus, Die eenmaal geofferd is om de zonden van velen weg te dragen, voor de tweede keer zonder zonde gezien worden door hen die Hem verwachten tot zaligheid. (Hebreeën 9:27—28)

Lees verder Filippenzen 2:5—11.

In de profetie van Zijn eerste en tweede komst was er zowel verschil als overeenkomst. Het is in beide gevallen waar dat Hij zal komen, omringd door engelen en het lied zal Zijn: “Eer zij aan God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in mensen een welbehagen” (Lukas 2:14). Het is in beide gevallen waar dat de herders, die zelfs ’s nachts de wacht houden bij de schapen, de eerste zullen zijn die Hem met slapeloze ogen zullen begroeten. Gezegende herders die de wacht houden bij de kudde van Christus en daarom de Grote Herder zullen zien als Hij komt.

Hoe anders zal toch Zijn tweede komst ook zijn. Eerst kwam Hij als een klein kindje, nu zal Hij komen als de Heerlijke, bekleed met wolken van storm en rond Hem een regenboog. Toen kwam Hij in een kribbe, nu zal Hij Zijn troon bestijgen. Toen verscheen Hij als een kind, nu als de Oneindige. Toen kwam Hij met moeite terwijl de vonken omhoog vlogen, nu komt Hij in heerlijkheid als de bliksem van het ene uiteinde van de hemel tot het andere. Een stal ontving Hem toen, nu zullen de gewelven van hemel en aarde te klein voor Hem zijn.

Gehoornde runderen waren toen Zijn metgezellen, maar nu zullen de twintigduizend strijdwagens van God en zelfs duizenden engelen aan zijn rechterhand zijn. Toen waren Zijn ouders in hun armoede blij dat ze het goud, de wierook en de mirre ontvingen, maar nu vol pracht en praal, de Koning der koningen en de Heere der heren, zullen alle volken voor Hem buigen en de koningen en vorsten zullen Hem eren aan Zijn voeten. Toch heeft Hij niets nodig uit hun handen.

Ter overdenking: Bij Zijn eerste komst daalde de Heere Jezus Christus af in de diepten van de aarde en Hij eindigde door op te varen tot ver boven de hemelen (Efeze 4:9—10). Niemand is ooit lager afgedaald en niemand kan hoger stijgen. Zijn hemelse heerlijkheid werd onderbroken bij Zijn eerste komst, maar deze heerlijkheid zal uitgebreid en erkend worden in heel de nieuwe schepping bij Zijn tweede komst (Filippenzen 2:7).

Preek nr. 430
22 december 1861

__