Logo
De liefde van Christus


De liefde van Christus
____

Overdenking voor 18 juni | Door Charles Spurgeon
 

…en u de liefde van Christus zou kennen, die de kennis te boven gaat. (Efeze 3:19).

Lees verder 2 Thessalonicenzen 2:16—3:5.

Een groeiende liefde en een beter begrip van Christus’ liefde is een van de meest onfeilbare meetinstrumenten om te onderzoeken of we in de genade groeien of niet. Als we in de genade gegroeid zijn, is het absoluut zeker dat we gegroeid zijn in de kennis en beantwoording van Christus’ liefde. 

Velen van jullie hier hebben in Jezus geloofd en kennen de liefde van Christus. Maar jullie kennen die niet, zoals anderen hier die in hun binnenkamer, in de stilte, de gekruide wijn te drinken hebben gekregen van Christus’ granaatappels.

Sommigen van jullie zijn de berg gaan beklimmen en het uitzicht wat je hebt is heerlijk en heel mooi. Maar het landschap is niet zoals het je ogen zou begroeten als je daar kon staan waar de heiligen staan die al meer gegroeid zijn. Zij kijken naar het oosten, westen, naar het noorden en het zuiden en ze zien de lengten, breedten, diepten en hoogten van de liefde van Christus die de kennis te boven gaat.

Om het beeld te veranderen: de liefde van Christus’ wordt ook wel eens vergeleken met de ladder van Jacob. Sommigen van ons staan op de lagere treden en er zijn anderen die al halverwege zijn. En weer anderen zijn al zo hoog dat we ze bijna niet meer kunnen zien door de dofheid van ons zicht. 

Misschien zijn er hier, dit uur, die net de bovenste trede van deze kennis hebben bereikt en nu als het ware in Christus armen stappen die boven op hen wacht. Ze hebben volmaaktheid bereikt. Hier zullen ze rust vinden. Ze zullen rusten in Zijn liefde en met de eeuwige liederen van de hemel zullen ze zich voor eeuwig en altijd verheugen.

Ter overdenking: Het besef van Christus’ liefde tegenover ons zal ons vanbinnen (Romeinen 5:5; 2 Korinthe 5:14) en vanbuiten (Johannes 13:34; 15:12; Efeze 5:2; 1 Johannes 4:11) beïnvloeden. Is dit steeds meer het geval bij jou?

Preek nr. 455
18 juni 1862

______________________________