De kracht om Christus te belijden
____
Overdenking voor 17 juli | Door John Piper | Desiring God
En de apostelen legden met grote kracht getuigenis af van de opstanding van de Heere Jezus; en er was grote genade over hen allen. (Handelingen 4:33)
Als het onze bediening is om morgen in een onsympathieke omgeving van Christus te getuigen, zal de sleutel niet onze helderheid zijn; de sleutel zal overvloedige toekomstige genade zijn.
Van alle mensen leken de apostelen de minste hulp nodig te hebben om overtuigend van de opgestane Christus te getuigen. Ze waren drie jaar bij Hem geweest. Ze hadden Hem zien sterven. Ze hadden Hem levend gezien. Ze hadden “veel bewijzen” (Handelingen 1:3) in hun getuigenis arsenaal. Je zou kunnen denken dat, van alle mensen, hun bediening van getuigen, in deze vroege dagen, zichzelf in stand zou houden met de kracht van vroegere glorie die nog zo vers was.
Maar dat is niet wat het boek Handelingen ons vertelt. De kracht om getrouw en effectief te getuigen kwam niet hoofdzakelijk van herinneringen aan genade, of reservoirs van kennis; het kwam van de nieuwe komst van “grote genade.” Zo was het voor de apostelen en zo zal het voor ons zijn in onze bediening van getuigen.
Welke wonderen en tekenen God ook toe zal voegen om ons getuigenis van Christus te versterken, ze zullen op dezelfde manier komen als bij Stefanus: “En Stefanus, vol genade en kracht, deed wonderen en grote tekenen onder het volk” (Handelingen 6:8).
Er is een buitengewone toekomstige genade en kracht waar we op kunnen rekenen in de crisis van speciale bedieningsnood. Het is een nieuwe daad van kracht waardoor God “getuigenis gaf aan het Woord van Zijn genade” (Handelingen 14:3; zie ook Hebreeën 2:4). De genade van kracht getuigt van de genade van waarheid.
__