Logo
Blijdschap en vrede in het geloven


Blijdschap en vrede in het geloven
____

Overdenking voor 20 mei | Door Charles Spurgeon
 

Blijdschap en vrede in het geloven. (Romeinen 15:13)

Lees verder Ezechiël 13:1—16.

Terwijl je blijdschap en vrede waardeert moet je oppassen dat je ze niet overschat. Vergeet niet dat blijdschap en vreugde, hoewel ze zeker wenselijk zijn, geen onfeilbare bewijzen zijn van je veiligheid. Er zijn veel mensen met grote blijdschap en veel vrede die niet gered zijn. Hun vreugde komt voort uit een dwaling en hun vrede is een valse vrede die niet rust op de rots van Gods waarheid maar op het zand van hun eigen verbeelding. 

Het is zeker een goed teken dat de zomer eraan komt als de dagen warmer worden maar ook in de winter zijn de dagen soms zacht. Ik moet er daarom niet vanuit gaan dat het, als het zo warm is, ook direct lente is. En aan de andere kant was het de afgelopen week ook wel eens koud. De dagen waren zo koud dat je zou denken dat het november was in plaats van mei.

Zo zijn blijdschap en vreugde als heerlijke zonnige dagen. Blijdschap en vreugde komen naar hen die geen geloof hebben en leven in de winter van hun ongeloof. Maar ze kunnen ook wegblijven bij hen die geloven. Of als ze toch komen, blijven ze niet altijd. Het kan koud zijn in mei en zo kan er soms verdriet en angst zijn in de ziel van een ware gelovige.

Begrijp dit, je moet het bezit van blijdschap en vrede niet zien als en absoluut noodzakelijk gevolg van je redding. Je kunt in de reddingsboot zijn, maar de reddingsboot kan zo op en neer gaan dat hij zich nog steeds erg ziek voelt en denkt dat hij nog steeds in gevaar is. Het is niet zijn gevoel van veiligheid wat hem veiligheid geeft, hij is veilig omdat hij in de reddingsboot is, of hij dat nu doorheeft of niet.

Ter overdenking: Het kan voor een Christen moeilijk zijn in dit leven, maar het beste moet nog komen (Lukas 16:25; Romeinen 8:18; 2 Korinthe 4:17; Hebreeën 12:11; 1 Petrus 5:10). De ongelovige kan een fijn leven hebben, maar het ergste moet nog komen (Psalm 73:3–5,17–20). 

Preek nr. 692
20 mei 1866

__