Overdenking voor 10 januari | Door Charles Spurgeon
Bidden en vasten
Toen kwamen de discipelen bij Jezus en zeiden, toen zij alleen waren: Waarom konden wij hem niet uitdrijven? Jezus zei tegen hen: Vanwege uw ongeloof, want voorwaar, Ik zeg u: Als u een geloof had als een mosterdzaad, u zou tegen deze berg zeggen: Verplaats u van hier naar daar! En hij zou gaan, en niets zou voor u onmogelijk zijn. Maar dit soort gaat niet uit dan door bidden en vasten. (Mattheüs 17:19—21)
Lees verder Mattheüs 6:16—18.
Er zijn er die waken in gebed, wachten op de Heere, Zijn aangezicht zoeken en geduld oefenen tot ze gehoord worden. Zulke discipelen trekken zich terug tot ze ervaren waar ze om smeken. En waar is vasten voor? Dat lijkt een lastig punt. Het hoort blijkbaar bij de bijzondere voortzetting van het gebed.
Onze Heere heeft vaak gevast, Hij heeft het ook Zijn discipelen aangeraden. Niet als een soort religieuze regel, in zichzelf verdienstelijk, maar als een gewoonte die samen met het gebed ontwijfelbaar nuttig is. Misschien hebben we wel een grote zegen verloren door het vasten in de Christelijke kerk op te geven. Er werd gezegd dat het met bijgeloof te maken had. Maar een oude goddelijke heeft eens gezegd, “Beter een lepel bijgeloof dan een kom vol gulzigheid.” Maarten Luther had net zoals sommige anderen aanleg om dik te zijn. Hij voelde zich zoals sommigen van ons zich voelen, dat er in ons niets goeds woont, en niet op de manier waarop de apostel dat bedoelde. Hij vastte regelmatig.
Hij zegt dat het de gewoonte was van zijn vlees om vreselijk te mopperen op onthouding, maar vasten zou hij, want hij had ontdekt dat Zijn gebed tijdens vasten verlevendigde. Er is een verhandeling van een oude Puritein genaamd, “De ziel-verzadigende instelling van het vasten.” Hij verteld dat zijn ziel tijdens vasten een meer intens verlangen heeft om te bidden dan anders. Sommigen van jullie, lieve vrienden, zullen tot het kookpunt van gebed komen zonder te vasten. Maar ik ben er zeker van dat anderen daar zonder vasten niet komen.
Ter overdenking: Jezus zei, “wanneer u vast” niet “als u eventueel zult vasten” (Mattheüs 6:16). In de Schrift lijkt het vasten gereserveerd voor speciale momenten: rampen (Richteren 20:26; 2 Samuel 1:12), gevaren (Ezra 8:23; Esther 4:3, 16), ziekte (2 Samuel 12:21—23; Psalm 35:13) en besluiten (Handelingen 13:2—3; 14:23). Missen we niet iets?
Preek nr. 549
10 januari 1864
__