Belijden met de mond
____
Overdenking voor 19 juli | Door Charles Spurgeon
Want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot zaligheid. (Romeinen 10:10)
Lees verder Spreuken 1:7—15.
De jonge Jozef verliest zijn mantel aan zijn wellustige meesteres, zijn antwoord is, “Hoe kan ik dit grote kwaad begaan en zondigen tegen God?” De vrouw zal geantwoord hebben, “God? Ken ik die? Jehova? Wie is Hij?” Hij beleed moedig en duidelijk zijn trouw aan Jehova, dat was zijn reden om niet te zondigen.
Het geval van Nehemia is hetzelfde. Toen ze hem uitnodigden om te schuilen in de tempel zei hij, “Zou iemand zoals ik vluchten?” Hij beleed zijn vertrouwen in God, dat was zijn reden om geen moment oneervol te handelen. Dit, Christen, is het belijden met de mond.
Je staat op punt een vuil kunstje te doen op je werk, het is zo gewoon geworden dat niemand meer denkt dat het kwaad kan. Wees nu een man en zeg, “Ik verhonger liever dan dat ik leef van beroving, ook al wordt het door de helft van de maatschappij geaccepteerd. Dit is je kans, jongen.
Het is zondagmorgen, je wordt aan je mouw getrokken om met anderen heilige uren te verspillen. Nu kun je zeggen, “Nee,” en geef hen de reden, “dat kan ik niet doen, ik ben Christen.”
Of je komt van het platteland en je vriend nodigt je uit om naar een plek vol schande te komen, gewoon om je te laten zien wat leven is. Vertel hem dat hij niet weet hoe hij je over moet halen, je bent een Christen.
Soms heb ik liever de bevestiging van het geloof in Jezus in verleiding dan een andere vorm van belijden want dan is het zeker niet hypocriet.
Zorg ervoor, broeders, dat je je Heere altijd erkent in verleiding.
Ter overdenking: Een woord van getuigenis is een middel om de duivel te overwinnen (Openbaring 12:11). Onze Verlosser liet Satan zien dat Hij de Zoon van God was door Zijn tegenstand, niet door Zich aan hem te onderwerpen (Mattheüs 4:3–7). Christen zijn is niet alleen een goede reden om het voor God op te nemen in verleiding, maar ook een krachtige verontschuldiging voor onze eigen bescherming in zulke momenten.
Preek nr. 520
19 juli 1863
______________________________