Belijd je zonden
____
Overdenking voor 23 juli | Door Charles Spurgeon
Mijn zonde maakte ik U bekend, mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zei: Ik zal mijn overtredingen belijden voor de HEERE. En Ú vergaf mijn ongerechtigheid, mijn zonde. (Psalm 32:5)
Lees verder Psalm 51:1—19.
David was lang en verschrikkelijk verdrietig over zijn zonden. De gevolgen daarvan waren uiterlijk zichtbaar; zijn botten verteerden en zijn levensvocht veranderde in zomerse droogte.
Hij verteld ons dat hij een tijdje stil was en daardoor werd zijn hart nog meer gevuld met verdriet, als een bergmeer waarvan de uitgang geblokkeerd is. Zijn ziel was opgezwollen van verdriet. Toen hij zweeg was hij bang om zijn zonden te confronteren. Hij kwam met verontschuldigingen, hij probeerde zijn gedachten af te leiden maar het was allemaal voor niets.
De pijl van de overtuiging deed de wond opnieuw bloeden en die maakte de wond elke dag groter en dieper. Als een etterende wond hoopte zijn verdriet zich op, het werd steeds groter. Zolang hij de wond niet opende door zijn zonden te belijden, werd zijn geest steeds meer gekweld en had hij geen rust vanwege zijn zonden.
Om niet te sterven moest hij zich uiteindelijk toch nederig en berouwvol tot Zijn God keren. Daarom haastte hij zich tot de genadetroon. Daar beleed hij al zijn ongerechtigheden voor de Alziende. Hij erkende al het kwaad in wat hij had gedaan. Toen hij dat gedaan had, zo eenvoudig en toch zo moeilijk voor trots, ontving hij direct het bewijs van Gods vergeving, hij was gebroken maar nu was hij blij. Hij kwam uit zijn binnenkamer en bezong hoe zalig degene was van wie de zonden vergeven zijn, van wie de zonde bedekt is.
Ter overdenking: David was zich pijnlijk bewust van de geestelijke en fysieke gevolgen van zijn zonden (Psalm 32:3–4; 51:7–9). Het belijden van de zonden aan God geneest altijd de innerlijke geestelijke ziekte van een Christen (1 Johannes 1:9) en het kan de uiterlijke symptomen verlichten (Jacobus 5:16).
Preek nr. 641
23 juli 1865
______________________________